Nieuws

Metaal wil af van vies imago

2 januari 2012 | FD.nl

In de metaal is volop werk, maar bij de jeugd ontbreekt de animo. In Duitsland is dat niet zo.

Techniek, een vies woord? Deze in Nederland gangbare manier van denken is voor de 18-jarige Julian Körber onbegrijpelijk. Voor hem stond al van jongs af aan vast dat hij later bij een technologieonderneming wilde werken. Veel jongens bij hem in de klas dachten er net zo over. Hij was ook niet te beroerd om er een eind voor te reizen. Hij heeft sinds twee jaar een betaalde werkervaringsplek bij Siemens in Berlijn.

Körber is een typisch voorbeeld van hoeveel Duitse jongeren hun weg vinden naar het bedrijfsleven. Na hun middelbare school maken ze gebruik van het zogenoemde duale schoolsysteem, waarbij werk en opleiding naadloos in elkaar overvloeien. In totaal zijn er meer dan 1,5 miljoen van deze ‘Auszubildenden’. Ruim de helft van hen werkt in de industrie en het aantal neemt alleen maar toe.

Omgekeerd

In Nederland is een omgekeerde trend gaande. Vorige maand stuurde de werkgeversorganisaties VNO-NCW en MKB-Nederland de zoveelste brandbrief naar de politiek over de dreigende tekorten aan instroom in de metaalsector.

De techniek kampt met een imago­probleem. In bijna tien jaar tijd is de animo voor technische vakopleidingen op vmbo-niveau met 30% teruggelopen. Hierdoor dreigt er binnen twee jaar tijd een gezamenlijk tekort van ruim 60.000 vmbo’ers en mbo’ers in de techniek te ontstaan. In sommige regio’s dreigen complete technische afdelingen op de vmbo-scholen te verdwijnen. Voor de technische bedrijven in die regio’s is dat rampzalig, ook omdat lageropgeleide Nederlanders minder dan hun oosterburen bereid zijn voor werk lange afstanden af te leggen.

Technomavo

Zo is het voor Van Lent Ship­yards, een scheepswerf uit Kaag bij Leiden, al moeilijk om twintig kilometer verderop in Rotterdam personeel te werven. Het bedrijf is daarom nauw betrokken bij de opzet van een zogeheten ‘technomavo’ op een nabijgelegen scholengemeenschap. Naast een volwaardige mavo-opleiding krijgen de leerlingen er vijf uur per week praktijkonderwijs techniek bij. Vakken die ze, eenmaal doorgestroomd naar het mbo, kunnen overslaan. De opleiding is inmiddels tot voorbeeld geworden van hoe het wél moet. ‘Onze leerlingen krijgen eerder een hamer in de hand maar zijn absoluut niet dom. Een derde heeft een havo-advies maar kiest toch voor de technomavo’, vertelt teamleider Marianne de Jong. ‘Het is echt een fout in ons onderwijssysteem dat veel kinderen niet meer met hun handen ­leren werken.’

Ook Gerrit Schalk hekelt de maatschappelijke en politieke ‘misvatting’ dat een hoog opleidingsniveau altijd schools en theoretisch moet zijn. De oud-vmbo-docent elektrotechniek is inmiddels directeur van praktijkcentrum Remo, een samenwerkingsverband van technische bedrijven in Twente dat sinds 2007 afgestudeerde vmbo-leerlingen tegen minimumloon in dienst neemt en een volledige mbo-opleiding voor ze betaalt. ‘Landelijk zie je een dalende trend in animo voor de techniek, maar hier in de regio zijn we erin geslaagd om de instroom de afgelopen vijf jaar stabiel te houden,’ zegt hij met enige trots.

Technasium

Maar Henk Luiten van scholengemeenschap Reggesteyn, die leerlingen klaarstoomt voor Remo, heeft ondanks de voorbeeldfunctie die zijn school landelijk gekregen heeft nog steeds moeite om zijn leerlingen, én vooral ouders, te motiveren voor de techniek. ‘De instroom in havo, atheneum en de theoretische leerweg van het vmbo (de oude mavo, red.) groeit bij ons op school. Het enige wat terugloopt, zijn de beroepsgerichte vmbo-opleidingen’, constateert hij. Die trend probeert Reggesteyn op alle mogelijke manieren te keren. Zo kent de scholengemeenschap, die voor een groot deel gefinancierd wordt door het regionale bedrijfsleven, sinds enkele jaren het ‘technasium’. Eerste klas havo en vwo moeten op hbo-niveau een opdracht uitwerken. Dit jaar luidt die: bedenk een hulpmiddel voor een beperking. Ze volgen hiervoor tot hun eindexamen een extra vak techniek. Maar op honderd leerlingen kiezen er ‘slechts’ tien à vijftien voor het technasium.

Financiële compensatie

De problemen die Nederland kent met het vinden van gemotiveerde jongeren zijn Harald Tragmann vreemd. Hij is opleidingshoofd van de motorfietsenfabriek van BMW in Berlijn. BMW kan het zich volgens Tragmann zelfs veroorloven een flink aantal scholieren af te wijzen. ‘Aan belangstelling hebben wij geen gebrek. Maar ik geef toe dat dit bij bedrijven op het platteland wel iets moeilijker ligt.’

De motivatie wordt bij Duitse bedrijven wel vrijwel altijd geholpen doordat de scholieren een financiële compensatie wordt aangeboden. ‘Bij Siemens kost een gemiddelde “Auszubildende” of “Azubi” ongeveer € 100.000 over een periode van vier jaar’, zegt hoofd opleidingen Norbert Giesen. Dat gaat hem zitten in machines voor het praktijkonderwijs, leraren, maar ook in loon. ‘Bij Siemens verdienen Azubi’s bedragen die gedurende de opleiding oplopen van even onder de € 800 per maand tot bijna € 1000.’ Bij Remo in Nederland krijgt een 18-jarige in opleiding ‘slechts’ € 580.

Samenwerking

Om de kosten enigszins te drukken, leidt Siemens ook voor andere bedrijven op. Van de 1150 studenten zijn er ongeveer 300 in dienst bij Siemens. Wat de bedrijven ervoor terugkrijgen, zijn studenten die ze helemaal naar hun eigen wensen kunnen vormen. Volgens Tragmann van BMW biedt dit grote voordelen ten opzichte van het buitenland. ‘Ik kan het niet met alle landen vergelijken, maar ik had hier laatst een groep Noorse studenten over de vloer die een beduidend lager niveau hadden dan onze studenten.’ Een nadeel lijkt dat de studenten na de opleiding vrij zijn om op te stappen. Maar volgens Tragmann valt dat erg mee. ‘Bijna iedereen besluit bij BMW te blijven.’

BMW heeft net als veel andere industriebedrijven twee soorten Azubi’s. Het grootste deel bestaat uit mensen met een diploma op het niveau van de zogenoemde ‘Hauptschule’ of ‘Real Schule’. Dat is vergelijkbaar met mavo. Kinderen zijn dan rond de 16 jaar. De betere studenten plakken daar nog twee jaar aan vast en gaan voor het ‘Abitur’. Zij zitten dan op vwo-niveau. ‘Beide groepen zijn bij ons welkom’, zegt Tragmann. In grote lijnen geldt voor beide groepen ook dezelfde opbouw van hun studietijd. Die bestaat voor een derde uit theorieonderwijs, een derde praktijk en een derde op de werkvloer.

Flinke afstand

Janin Rupprecht heeft niet gekozen voor Abitur, maar is ook niet direct op haar 16de bij BMW terechtgekomen. ‘Ik heb eerst een jaar sociaal werk gedaan in een huis voor geestelijk gehandicapten’, vertelt ze. ‘Dat was ontzettend leerzaam, maar mijn doel was altijd een technisch bedrijf.’ Ze wilde het liefst bij een grote onderneming werken en kwam eerst bij Mercedes-Benz terecht. ‘Maar de sfeer daar beviel me niet zo.’ Bij BMW voelt ze zich thuis. Ze leert voor elektrotechnicus en zit nu in het tweede jaar. Is er nog een nadeel aan de BMW-opleiding? Ja, een kleintje. Ze moeten bij BMW op dagen van praktijkonderwijs al om halfzeven aanwezig zijn. ‘Om dat te halen moet ik om vier uur op’, zegt Rupprecht.

Dat Duitsers niet te beroerd zijn om een flinke afstand af te leggen voor hun werk is ook directeur Mark Voortman van Voortman Steelgroup uit Rijssen niet ontgaan. Het bedrijf levert staal­constructies en bouwt daar ook machines voor die het over de hele wereld exporteert. Zijn pool aan servicemonteurs die de machines achternareizen haalt hij sinds kort uit Oost-Duitsland. ‘Als ik ze hier niet vind, dan haal ik ze daar wel.’

Bron: FD.nl

Terug naar het nieuws overzicht